Inleiding
Op 1 januari 2016 is het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland in werking getreden. Dit verdrag vervangt het belastingverdrag dat op 16 juni 1959 in Den Haag werd ondertekend. Het nieuwe belastingverdrag en de wijzigingen daarin zijn uitvoerig besproken, getuige de zeer uitgebreide behandeling in het Nederlandse parlement en de media-aandacht voor het verdrag bij de ondertekening. Eén aspect van het nieuwe verdrag trok in het bijzonder veel aandacht: het nieuwe artikel over pensioenen. De wijziging, bekend als de ‘€15.000 drempel’, die in dit artikel is doorgevoerd als wijziging ten opzichte van het oude verdrag, brengt een aantal financiële gevolgen met zich mee voor gepensioneerden die in Duitsland wonen en in Nederland pensioen hebben opgebouwd. Sommige van deze gepensioneerden zijn gepensioneerde Duitse grensarbeiders die op enig moment in het verleden in Nederland hebben gewerkt.[1] De belangrijkste wijziging in het pensioenartikel is een wijziging in de belastingplicht over pensioenen boven het totaalbedrag van € 15.000. Onder het oude belastingverdrag was een gepensioneerde grensarbeider onder het oude belastingverdrag geen belastingplichtige. Onder het oude belastingverdrag was een gepensioneerde die in Duitsland woonde Nederlandse belasting verschuldigd over zijn of haar algemene ouderdomspensioen, en in Duitsland in wezen geen belasting over zijn of haar bedrijfspensioen. Onder het nieuwe verdrag zijn zowel het algemene ouderdomspensioen als het bedrijfspensioen belastbaar in Nederland zodra het totale brutobedrag boven de € 15.000 uitkomt. Dit in tegenstelling tot het systeem onder het oude verdrag, waarbij een gepensioneerde in Nederland in Duitsland werd belast over zijn of haar ‘Rente’ (lijfrente) en in Nederland werd belast over zijn of haar Duitse bedrijfspensioen. Onder het nieuwe verdrag zijn zowel de lijfrente als het bedrijfspensioen belastbaar in Duitsland zodra het totale brutobedrag boven de € 15.000 uitkomt.
Methode
In het onderzoek als onderdeel van de Grenseffectenrapportage 2016 van ITEM is specifiek vanuit Nederlands fiscaalrechtelijk perspectief bekeken wat de impact van het nieuwe pensioenartikel op postactieve Duitse grensarbeiders zal zijn. Het rapport presenteert inkomensprognoses en rekenvoorbeelden om te proberen een duidelijk beeld te geven van de financiële gevolgen die de wijziging van het pensioenartikel voor deze groep zal hebben. Het voorbehoud hierbij is dat het verdrag nog maar recent in werking is getreden, dus voorlopig zal de daadwerkelijke impact op deze groep gepensioneerden en de grensstreek moeilijk te meten zijn.[2] Een extra complicatie is dat onder de ‘algemene overgangsregeling’ het oude belastingverdrag uit 1959 nog mag worden toegepast voor het jaar 2016. Er is ook een overgangsregeling aan de Nederlandse kant – de ‘bijzondere overgangsregeling’ – die het onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakt dat belastingplichtigen hun bedrijfspensioen in de eerste zes kalenderjaren na het jaar van inwerkingtreding van het verdrag (2016) tegen een lager tarief kunnen laten belasten.[3] De gebruikte inkomensprognoses geven aan dat het nieuwe belastingverdrag vooral financiële gevolgen zal hebben voor gepensioneerden die in Duitsland wonen en een Nederlands pensioen hebben van meer dan €15.000. De speciale overgangsregeling, die is ontworpen om deze gevolgen voor het inkomen van gepensioneerden te verzachten, is vooral effectief voor gepensioneerden die in Duitsland wonen en een relatief hoog pensioen hebben. Een ander aspect dat uit het rapport naar voren komt, is de interesse van de wetgever in het creëren van nationale belastingmaatregelen in relatie tot het belastingverdrag. Het rapport bespreekt hierover de Nederlandse ‘nettopensioenregeling’, een regeling die bestaat uit een maximalisatie van de fiscaal toelaatbare pensioenopbouw van de onderneming en die verdragstechnisch vragen zou kunnen oproepen over de fiscale behandeling van de regeling.
Toekomstig onderzoek
Als zodanig kan de analyse van dit dossier door ITEM in de Grenseffectenrapportage 2016 worden gezien als een eerste (zeer vroege) stap naar verder, gedetailleerder toekomstig onderzoek vanuit Nederlands fiscaal perspectief. In de toekomst zou het verdrag ook vanuit Duits perspectief ‘onder de loep’ kunnen worden genomen. Hiervoor moeten ook adequate statistische gegevens beschikbaar zijn op basis waarvan de effecten van het nieuwe belastingverdrag in de praktijk kunnen worden geanalyseerd en geïnterpreteerd. Onderwerpen die in het kader van toekomstig vervolgonderzoek meegenomen zouden kunnen worden zijn: het feit dat de overgangsregeling een inwoner van Duitsland bedient die in Nederland pensioen heeft opgebouwd, kan gezien worden als een indicatie dat de situatie onder het belastingverdrag voor die situatie problematisch is, maar niet voor het omgekeerde. In de toekomst is het natuurlijk raadzaam om ook die laatste situatie inzichtelijk te maken [4], met als uiteindelijk doel een vergelijking te kunnen maken tussen:
– de inkomenssituatie van de ‘buurman’ en voormalige collega van de Nederlandse gepensioneerde grensarbeider, zowel onder het oude als het nieuwe belastingverdrag.
– de inkomenssituatie van de “buurman” en voormalige collega van de Duitse gepensioneerde grensarbeider, zowel onder het oude als het nieuwe belastingverdrag.
Verder onderzoek vanuit een economisch perspectief naar de impact van het nieuwe belastingverdrag op de duurzame economische ontwikkeling van de grensregio en het ondernemingsklimaat.
_____________________________________________
[1] Dit treft ook Nederlanders die na hun pensionering naar Duitsland zijn verhuisd. Naar verwachting worden ongeveer 5.500 gepensioneerden ‘geraakt’ door de wijziging van het pensioenartikel. Zie Kamerstukken II 2013/14, 33 615, nr. 8 (Nota naar aanleiding van nader verslag), p. 6. Concrete cijfers over de groep gepensioneerde grensarbeiders zijn helaas niet beschikbaar.
[2] Men kan stellen dat de binding van een gepensioneerde grensarbeider met een specifiek geografisch grensgebied minder sterk is dan de binding van actieve grensarbeiders in dit gebied. Natuurlijk is de gepensioneerde grensarbeider na zijn pensionering niet meer noodzakelijk gebonden aan een grensgebied. Voor deze Grenseffectenrapportage zijn de grensoverschrijdende effecten echter het gevolg van de actieve periode waarin de werknemer in de grensoverschrijdende situatie heeft gewerkt.
[3] Kiezen voor toepassing van zowel de algemene als de bijzondere overgangsregeling kan dan leiden tot maximaal vijf kalenderjaren gebruik van deze bijzondere voorwaarden.
[4] Ter illustratie, zie: Kamerstukken II 2013/14, 33 615, nr. 5 (Nota naar aanleiding van nader verslag), bijlage 1.
Het hele dossier is hier beschikbaar in het Nederlands en Engels.