In grensgebieden gaan professionals vaak de grens over om te werken, omdat de kansen op de arbeidsmarkt veel groter kunnen zijn als je het vanuit een ‘Euregional 360-degree’-perspectief bekijkt. Dit geldt ook voor bedrijven en instellingen in deze regio’s, die misschien mensen uit naburige gebieden willen aannemen. Zo krijgen ze toegang tot een grotere groep gekwalificeerde werknemers, ook als reactie op het tekort aan vaardigheden en arbeidskrachten in de hele EU, dat wordt veroorzaakt door demografische veranderingen en de toenemende vraag naar geschoolde werknemers. Het is echter niet altijd even makkelijk om in een andere lidstaat te gaan werken dan waar je bent opgeleid. In gereguleerde sectoren zoals de gezondheidszorg en het onderwijs moeten professionals vaak eerst hun kwalificaties laten erkennen voordat ze aan de slag kunnen, omdat de autoriteiten eisen dat ze voldoen aan specifieke opleidings- en competentienormen. Op EU-niveau wordt dit erkenningsproces geregeld door Richtlijn 2005/36/EG, zoals gemoderniseerd door 2013/55/EU. De richtlijn heeft tot doel de arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken door ervoor te zorgen dat beroepsbeoefenaars die in een lidstaat zijn gekwalificeerd, in een andere lidstaat toegang hebben tot hetzelfde beroep en dat beroep kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als onderdanen, waardoor het vrije verkeer van personen en diensten in de EU wordt ondersteund. De erkenning van beroepskwalificaties wordt echter nog steeds genoemd als een van de belangrijkste belemmeringen voor de arbeidsmobiliteit en een obstakel voor de effectieve werking van de interne markt van de EU.
Uit een onderzoek (een grenseffectenrapportage) dat ITEM in 2016 heeft gedaan, blijkt dat er, ondanks dat er een gemeenschappelijk EU-kader is voor de erkenning van beroepskwalificaties, verschillende obstakels worden ervaren in grensregio’s. Zo kan het erkenningsproces voor grensarbeiders best lang duren, wat veel administratieve rompslomp met zich meebrengt en soms zelfs leidt tot het afwijzen van erkenning in de buurlanden vanwege “aanzienlijke verschillen”. Een recente beoordeling van de richtlijn door de Europese Rekenkamer heeft ook een paar uitdagingen aan het licht gebracht: de richtlijn is nog niet in alle lidstaten volledig geïmplementeerd en maatregelen zoals elektronische procedures worden niet volledig benut. Er werden ook voorbeelden van niet-naleving vastgesteld, zoals het feit dat sommige autoriteiten extra documenten eisen en meer controles uitvoeren dan de richtlijn toestaat. De Europese Commissie is nu bezig met het evalueren van de richtlijn en de resultaten worden eind 2025 verwacht.
Met het oog op het tekort aan arbeidskrachten en de mismatch tussen vraag en aanbod op het gebied van vaardigheden heeft de EU een paar initiatieven genomen om de erkenning van beroepskwalificaties makkelijker te maken. Deze inspanningen bouwen voort op de Europese onderwijsruimte, de vaardighedenunie en voorstellen voor een “vijfde vrijheid” van onderwijs, onderzoek en innovatie, met als doel de mobiliteit te verbeteren, de versnippering te verminderen en vaardigheden beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt. Hoewel onderwijs en opleiding onder de bevoegdheid van de lidstaten blijven vallen, zijn er in Europa verschillende maatregelen genomen om (academische) erkenning te ondersteunen, zoals het Verdrag van Lissabon inzake de erkenning van kwalificaties, het Europees kwalificatiekader, ECTS en Europass, die de overdraagbaarheid en transparantie van kwalificaties bevorderen. Ook regionale initiatieven hebben vooruitgang op dit gebied gestimuleerd, waarbij de erkenning van beroepskwalificaties een belangrijke politieke prioriteit is voor de Benelux Unie, een intergouvernementeel samenwerkingsverband tussen België, Nederland en Luxemburg. Hoewel er in de Benelux-regio overeenstemming is bereikt over automatische erkenning van diploma’s in het hoger onderwijs, bestaat er nog geen overeenkomst voor beroepskwalificaties. Toch is er vooruitgang geboekt. Zo hebben de ministers in 2018 een richtlijn ondertekend over de overdraagbaarheid van beroepskwalificaties, ondersteund door een politieke verklaring van Duitsland (Noordrijn-Westfalen), met als gezamenlijk doel de erkenningsprocedures te vereenvoudigen en grensoverschrijdende mobiliteit te bevorderen. De regeringen van de respectieve staten, gewesten en gemeenschappen hebben deze kwestie nu opgenomen in zowel het jaarplan Benelux 2025 als het meerjarenplan 2025-2028, en het is bevestigd als een politieke prioriteit van het Luxemburgse voorzitterschap in 2025.
Deze ontwikkelingen laten zien dat het ITEM-onderzoek moet worden bijgewerkt, bijna tien jaar na de eerste beoordeling en nadat de gemoderniseerde richtlijn 2013/55 van kracht is geworden. Door bestaande obstakels en verslagen over de uitvoering van de richtlijn te analyseren, een enquête te houden onder mensen en instellingen in grensregio’s om hun ervaringen te verzamelen, en statistieken over mobiliteit en erkenning te bekijken, zal de studie zich richten op het evalueren van de uitdagingen en oplossingen voor het makkelijker maken van de erkenning van kwalificaties in de grensregio’s tussen de Benelux-landen (België, Luxemburg en Nederland), evenals Duitsland en Frankrijk. Het doel van deze studie is om vanuit het perspectief van grensregio’s nieuwe inzichten te verwerven in de obstakels die nog steeds een rol spelen in grensregio’s voor zowel werkgevers als werknemers, en om voorbeelden te verzamelen van beste praktijken om deze obstakels te overwinnen.