De overstromingsramp van juli 2021 veroorzaakte grote materiële schade en sterfgevallen in onder meer de Euregio Maas-Rijn (EMR), het gebied waar de EMRIC-diensten verantwoordelijk zijn voor crisisbeheer en rampenbestrijding. Op verzoek van de partnerorganisaties van het netwerk EMRIC deed ITEM in het kader van het INTERREG Project MAHRETAK onderzoek naar de vereisten van grensoverschrijdend crisismanagement in het geval van de overstroming van 2021. EMRIC is een uniek samenwerkingsverband van openbare diensten die verantwoordelijk zijn voor brandbestrijding, technische bijstand, noodhulp, besmettelijke ziekten en rampen- en crisismanagement in hun gebied. Terwijl specifieke gebieden van rampenbestrijding en rampenmanagement al worden gecoördineerd in EMRIC, gaat de overstroming als crisis verder dan de EMRIC-samenwerking en vereist de combinatie van nationale, regionale en euregionale niveaus. Het doel van het onderzoek was om de huidige situatie van crisismanagement op bestuurlijk en politiek niveau over de grens te onderzoeken en om aanbevelingen voor de partners van dit INTERREG-project te bespreken die het grensoverschrijdende crisismanagement in de toekomst kunnen verbeteren.

Bevindingen

In eerdere crisisscenario’s werd er vaak vanuit gegaan dat bij een ramp bij een van de EMRIC-partners in een regio, actoren aan de andere kant van de grens uit de aangrenzende regio konden helpen. Zo bestaat grensoverschrijdende bijstand daar waar het nodig is. De overstromingscrisis in juli 2021 was, min of meer net als COVID-19, anders: het trof de regio’s gelijktijdig. Deze gelijktijdigheid heeft de noodzaak van nieuwe overwegingen over grensoverschrijdend crisisbeheer duidelijk gemaakt. In het bijzonder komen kwesties van verbeterde informatie, communicatie en coördinatie van maatregelen naar voren. Met het oog op de overstroming ontbrak het netwerk aan de integratie van de relevante diensten van water- en overstromingsbescherming en daarom waren er, in tegenstelling tot bijvoorbeeld “natuurbranden” of “stralingsongevallen”, geen speciale overeenkomsten of werkgroepen. Door de gelijktijdige inzet van hulpdiensten ging het in de crisissituatie minder om wederzijdse hulpverlening dan om informatie, coördinatie en overleg met het oog op individuele maatregelen door de afzonderlijke crisisteams.

In veel individuele gesprekken met EMRIC-partners, die ervaringen uit het werk van de respectieve crisisteams meebrachten, kwam naar voren dat juist het INTERREG MAHRETAK project essentiële onderwerpen aan de orde stelde die overeenkomen met de ervaren tekortkomingen in grensoverschrijdend crisismanagement. Dit varieerde van een betere uitwisseling van weergegevens, een uitgebreidere grensoverschrijdende toepassing van informatie- en communicatiesystemen, de omgang met verschillende noodplannen tot de kwestie van een betere communicatie tussen crisisteams op het bestuurlijk niveau. Om de communicatie op het niveau van de politieke bestuurders te verbeteren, is met alle belanghebbenden besproken hoe de coördinatie en communicatie van crisisteams over de grenzen heen kon worden verbeterd.

Een belangrijke aanbeveling van de ITEM-studie is dat het niet zinvol is om een grensoverschrijdend bestuurlijk crisisteam op te richten, maar dat eerder een innovatief instrument kan worden voorgesteld in de vorm van een “crisisteamkoppeling”. De term “koppeling” kan, zoals in het geval van brandslangen, op een aanschouwelijke manier grensoverschrijdende samenwerking vergemakkelijken zonder de nationale systemen te harmoniseren. Zo’n crisisteamkoppeling moet altijd worden opgezet onder de paraplu van EMRIC wanneer het, zoals in het geval van de overstromingen, minder gaat om wederzijdse bijstand maar meer om informatie en overleg in geval van een crisis. Indien mogelijk zou het zelfs de coördinatie van maatregelen moeten vergemakkelijken en ook bijdragen aan gezamenlijke crisiscommunicatie door beter gecoördineerde risicobeoordelingen (een van de producten van Marhetak), wat zou moeten leiden tot het vermijden van negatieve grensoverschrijdende effecten.

Hiervoor dient in een EMRIC-overeenkomst voor “crisisteamkoppeling” een escalatiemodel te worden opgesteld dat ook een gestructureerde koppeling van de politieke bestuurders in de partnerregio’s teweegbrengt in geval van bepaalde gevaarlijke situaties. Hoewel EMRIC met het liaison-model, de benoeming van liaisons per partnerinstelling,  een instrument voor dit geval heeft opgezet bleek dit niet voldoende bekend of werd het niet altijd volledig benut. Een “crisisteamkoppeling” kan op dit model voortbouwen. In het bijzonder zou het individuele EMRIC-partners in staat moeten stellen om op zeer korte termijn te verzoeken tot het opzetten van een crisisteamkoppeling als er onduidelijkheden zijn met betrekking tot de procedure en de situatie in de partnerregio’s.

Lees de final reports:

🟢 In het Nederlands
🟢 In het Frans
🟢 In het Duits
🟢 In het Engels