Welk juridisch instrumentarium kan voor de provincie Limburg een effectieve oplossing bieden om juridische grensproblemen beter aan te pakken? Hoe kan Limburg een zeker ‘mandaat’ krijgen om een actieve rol te spelen bij het oplossen van juridische grensbelemmeringen? Deze (en andere) vragen worden beantwoord in het onderzoeksrapport ‘Statuut voor Limburg‘ dat op 27 november 2018 door Gedeputeerde Staten van Limburg is vastgesteld. Het rapport is uitgevoerd door Expertisecentrum ITEM (Universiteit Maastricht) in opdracht van de Provincie Limburg.

Unequal powers

Het rapport brengt bestaande instrumenten in kaart waarmee regionale of lokale entiteiten in Europa kunnen afwijken van geldende wetgeving om grensoverschrijdende problemen op te lossen. Meer specifiek onderzoekt het rapport de mogelijkheden voor Limburg en andere grensprovincies om een speciaal mandaat van de nationale overheid te krijgen dat hen (wettelijk) in staat stelt om rechtstreeks in contact te treden met soevereine of gemandateerde overheden aan de andere kant van de grens. Terwijl Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is, met de wetgevende macht bij de Staten-Generaal in Den Haag, hebben de directe buren van Limburg – Vlaanderen, Wallonië en Noordrijn-Westfalen – hun eigen lokale wetgevende macht. Dit betekent dat de bevoegdheden tussen deze buurlanden niet dezelfde zijn voor de aanpak van grensoverschrijdende problemen langs de Limburgse grens.

Bestaande instrumenten beter benutten

Om juridische grensbelemmeringen op te lossen zou Limburg (of Nederlandse grensprovincies in het algemeen) een specifieke rol moeten krijgen bij de implementatie van bestaande instrumenten op Benelux- en Europees niveau, aldus ITEM. Daarbij kan met name de toepassing van bestaande Benelux-instrumenten een cruciale rol spelen. Juist het wettelijk kader van de Benelux Unie biedt veelbelovende mogelijkheden om grensoverschrijdende belemmeringen op te lossen. Ook bestaande bilaterale instrumenten (zoals in het kader van verdragen met Duitsland) kunnen effectiever worden ingezet door de provincie Limburg meer invloed te geven op de toepassing van deze instrumenten. Een ander veelbelovend aspect is het nieuw voorgestelde EU-instrument ‘grensoverschrijdend mechanisme’, waarover nog gestemd moet worden. Deze regeling zou juridische aanpassingen voor grensoverschrijdende projecten gemakkelijker kunnen maken en provincies zoals Limburg een sterkere rol kunnen geven in grensoverschrijdende governance. Met name voor Limburgse belanghebbenden met grensoverschrijdende infrastructuurprojecten zou dit van grote toegevoegde waarde kunnen zijn.

Statuut voor Limburg?

Als tweede oplossing wordt in het rapport genoemd dat er een specifiek, nationaal juridisch instrument kan komen, dat grensprovincies kunnen gebruiken om delen van de Nederlandse wetgeving aan te passen in geval van grensbelemmeringen. Niet als specifiek wetgevingsinstrument voor de provincie Limburg (als het ‘Statuut voor Limburg’), maar als instrument – in de vorm van een kaderwet – voor alle provincies die betrokken zijn bij grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ook zogenaamde ‘experimenteerbepalingen’ een nuttige rol spelen. Recente pogingen van het kabinet om experimenteerwetgeving in te voeren, hebben volgens het rapport laten zien dat het aangaan van een dialoog tussen overheid en betrokken lokale overheden grensoverschrijdende problemen kan oplossen. Grensprovincies zouden een soortgelijk proces kunnen implementeren. Het rapport beveelt ook aan om dit ‘Nederlandse statuut’ op te stellen met het specifieke doel om grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten te faciliteren. Bovendien moet het duidelijk aansluiten bij het ‘mechanisme’ dat de Europese Commissie voorstelt.

Vervolgstap: instrumenten toepassen op praktijkgevallen

Er is een diepere analyse nodig om de meest effectieve instrumenten te identificeren om belemmeringen op te lossen. Daarom beveelt ITEM aan om twee specifieke cases verder te onderzoeken, namelijk de fusie van de havens in Gent, Terneuzen en Vlissingen (de Noordzeehaven) en de plannen voor de oprichting van een gezamenlijk Euregionaal Kinderchirurgisch Centrum (Aken/Maastricht/Luik).