Waarom krijgen Nederlandse ondernemers net over de grens geen corona-uitkering?

Tijdens de coronacrisis worden nationale maatregelen in de drie landen aan de Limburgse grenzen niet even goed afgestemd. Daardoor bestaat op dit moment in de grensregio de situatie dat bepaalde grensondernemers tussen wal en schip vallen, zoals in de NRC op 2 april jl. (“Noodsteun voor ondernemers? Niet voor deze ‘grensgevallen”) en recentelijk op 24 april jl. in de Limburger en WijLimburg (“Het lijkt erop alsof de grensondernemer stinkt naar rotte vis”): een Belgische inwoner met een jarenoude viszaak in Nederland, die nu misgrijpt bij de ondersteuningsfaciliteiten. Gezien de complexiteit van de maatregelen is enige nuancering nodig. Sommige maatregelen zijn al afgestemd, andere nog niet en daarom moet met name Nederland in actie komen. Bovendien past het gebrek aan een regeling voor grensoverschrijdende ondernemers niet bij de strategie van een grensoverschrijdende economie.

Hoewel de overheden van België, Duitsland en Nederland elk afzonderlijk hun beleid bepaald hebben, komen de doelstellingen en vorm van de steunmaatregelen aardig overeen. Zo kunnen de nationale maatregelen naar vijf verschillende doelstellingen onderverdeeld worden:

  • Eenmalige compensatiebedragen voor de inkomensderving door de Coronamaatregelen;
  • Uitkeringen om ondernemers te voorzien van een minimuminkomen, nu de omzet daalt of wegvalt;
  • Verlaging van de personele lasten door een versimpelde aanvraag voor werktijdverkorting of een tegemoetkoming in de loonkosten;
  • Uitstel van betaling voor belastingen en sociale zekerheid;
  • Vereenvoudigde en voordelige leningen, ten behoeve van het opvangen van het ondernemingsvermogen.

Op bijstand gebaseerde regeling gaat niet de grens over

Daarbij zijn voornamelijk de inkomensondersteunende maatregelen (tweede categorie) grensoverschrijdend niet goed afgestemd, met zijn oorzaak in de Nederlandse inkomensondersteuning: de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De Tozo is geënt op de reeds bestaande Bijstand voor zelfstandigen en voorziet (1) in een inkomensondersteuning voor het levensonderhoud en (2) een lening voor bedrijfskapitaal. De Tozo is gekoppeld aan de woonplaats en nationaliteit van de ondernemer en de locatie van diens onderneming.

Dat Nederland geen rekening hield met grensondernemers blijkt uit het initiële ontwerp van de Tozo: ondernemers die niet in Nederland wonen hebben géén recht op de Nederlandse Tozo, terwijl wel in Nederland belasting en sociale premies zijn betaald. “Om te voorkomen dat in grenssituaties de zelfstandige tussen wal en schip terechtkomt” is bij ministeriële regeling door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Ark, vastgelegd dat zelfstandigen die in Nederland wonen en buiten Nederland actief zijn aanspraak kunnen maken op de bijstand voor levensonderhoud, ofwel de maandelijkse uitkering. Zelfstandigen die buiten Nederland wonen maar in Nederland actief zijn (zoals de Belg met de Nederlandse viszaak), kunnen alleen aanspraak maken op de bijstand voor bedrijfskapitaal, ofwel de lening. Dat is veel minder behulpzaam.

België en Duitsland doen het anders

Staatssecretaris Van Ark geeft hierbij aan te voldoen aan het woonlandbeginsel. Dat wil zeggen: het land waarin je woont zorgt voor inkomensondersteuning. België en Duitsland hebben echter een andere invalshoek: zij hanteren het werklandbeginsel. Beide landen verlenen min of meer faciliteiten als ook aan diens staatskas is meebetaald via sociale premies of belastingen.

Daarmee bestaat door de Tozo een duidelijk “gat” bij inkomensondersteuning voor grensondernemers die in Nederland actief zijn. Want er is geen recht op in het woonland en ook niet in het werkland (Nederland) zoals ook de NOS onlangs meldde.

Buurlanden overleggen niet voldoende

We zien dus met name een grensoverschrijdend knelpunt in de inkomensondersteunende maatregelen. Dat legt een algemeen probleem bloot: de coördinatie van nationale regels tussen de buurlanden is niet optimaal. Hierdoor moesten onder andere grenzen gesloten worden, is met de vinger naar elkaar gewezen en vallen grensondernemers dus buiten de boot.

Grensoverschrijdende economie wordt ondermijnd

Dat is verrassend want de buurlanden hebben de laatste jaren veel gezamenlijk opgebouwd wat grensoverschrijdende coördinatiestructuren betreft. Nederland heeft vooral met Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen op verschillende niveaus geprobeerd om barrières voor een grensoverschrijdende economie uit de weg te ruimen. Er werd actief geprobeerd om het ondernemen over de grens te stimuleren. Daarin ondermijnt een dergelijke discoördinatie en nationaal denken juist de grensoverschrijdende economische bedrijvigheid.

Sluit aan bij waar belasting betaald wordt

Wij pleiten daarom voor coördinatie ook nu tijdens een crisis. Let op het beleid van je buurlanden bij het vormen van nationaal beleid. Als buurlanden volgen waar de sociale premies en belasting worden betaald, volg dat dan ook. Zo worden gaten in de grensoverschrijdende economie voorkomen. Daarmee wordt tevens aangesloten bij de financiële en emotionele werkelijkheid: ondernemers kunnen gebruik maken van de sociale regelingen in het land waarin men altijd heeft bijgedragen en betaald. Het is dan ook een logische redenering om aan te sluiten bij de sociale premiebetaling van de grensoverschrijdende ondernemer en zo de grensoverschrijdende economie te beschermen.