ITEM Briefs 11: Een Europees diploma: het bevorderen van transnationale samenwerking in het hoger onderwijs

Blogs

Mobiliteit en infrastructuur

Susanne Sivonen

Researcher

Terwijl de Nederlandse regering zich richt op het beperken van internationalisering in het hoger onderwijs (zie ITEM Briefs nr. 6), zet de EU Commissie duidelijk in op het bouwen van een Europese Onderwijsruimte. Op woensdag 27 maart 2024 publiceerde de Europese Commissie een hogeronderwijspakket, dat bestaat uit drie initiatieven die gericht zijn op het bevorderen van diepere transnationale samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs in de hele EU. Het pakket omvat:

  1. een mededeling over een blauwdruk voor een Europese graad;
  2. een voorstel voor een aanbeveling van de Raad tot verbetering van de kwaliteitsborgingsprocessen en de automatische erkenning van kwalificaties in het hoger onderwijs; en
  3. een voorstel voor een aanbeveling van de Raad om academische loopbanen aantrekkelijker en duurzamer te maken

Op basis van een gemeenschappelijk kader en gezamenlijk op Europees niveau vastgestelde criteria zouden de lidstaten op vrijwillige basis de mogelijkheid hebben om in samenwerking met een groep universiteiten in heel Europa op nationaal, regionaal of institutioneel niveau een gezamenlijke Europese graad toe te kennen. Een dergelijke Europese (gezamenlijke) graad zou de zichtbaarheid en erkenning van vaardigheden en competenties in Europa bevorderen en de mobiliteit voor leer- en beroepsdoeleinden vergemakkelijken.

Het voorstel zou positieve resultaten kunnen opleveren voor burgers die zeer mobiel zijn in grensoverschrijdende regio’s: ze wonen, werken en/of studeren over de landsgrenzen heen. Momenteel vormt de beperkte erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties een belemmering voor de mobiliteit van studenten en beroepsbeoefenaren. Het is echter opmerkelijk dat een dergelijke automatische erkenning al zou moeten worden bereikt door middel van bestaande instrumenten zoals het Bologna-proces en het Verdrag van Lissabon. Deze instrumenten zijn echter nog niet volledig en effectief geïmplementeerd. In feite hebben de Benelux-landen hun eigen oplossing gevonden en een overeenkomst getekend over wederzijdse erkenning van kwalificaties. Dit roept de vraag op: Welke toegevoegde waarde heeft de ‘Europese titel’ ten opzichte van de bestaande instrumenten? Het antwoord kan liggen in het onderzoeken van de gezamenlijke titels die het voorstel beoogt aan te pakken.

Op dit moment is het mogelijk dat verschillende nationale wetgevingen het niet toelaten om een gezamenlijke titel uit te reiken in samenwerking met buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs. Er kunnen zich ook conflicten voordoen in de wetgeving met betrekking tot het ontwerp en de uitvoering van een gezamenlijke titel, met name met betrekking tot aspecten zoals kwaliteitsborging, curriculum en collegegeldregelingen. Met een Europese titel wil het voorstel het dus gemakkelijker maken voor universiteiten uit verschillende landen om samen te werken en innovatieve gezamenlijke programma’s te ontwikkelen die tot een gezamenlijke titel leiden. Het voordeel van een gecombineerde titel ligt in het gezamenlijke curriculum dat door instellingen voor hoger onderwijs in meerdere lidstaten wordt ontwikkeld. Door deel te nemen aan een gezamenlijk programma kunnen studenten een gevarieerde reeks competenties en vaardigheden verwerven, waardoor ze meer kansen krijgen en hun kwalificaties transparanter worden voor werkgelegenheid op de (grensoverschrijdende) arbeidsmarkten in Europa.

De European (Joint) Degree is al sinds 2022 in de maak. In dat jaar publiceerde de Europese Commissie verschillende proefprojecten voor het testen van de criteria van een ‘European degree label’. ITEM neemt deel aan een van deze pilots, het FOCI-project (Future-proof Criteria for Innovative European Education), een gezamenlijke inspanning van drie universitaire allianties: YUFE, EPICUR en ECIU. De Europese Commissie heeft mogelijk haast met het invoeren van de Europese titel vanwege de komende verkiezingen voor het Europees Parlement in juni, aangezien ze het voorstel voor de Europese graad heeft aangenomen voordat de proefprojecten officieel zijn afgerond.

De voorlopige bevindingen van het FOCI-project suggereren dat, om ervoor te zorgen dat het European degree (label) initiatief op de lange termijn relevant en toekomstbestendig blijft, het zijn reikwijdte zou moeten verbreden naar aanvullende innovatieve vormen van hoger onderwijs, zoals micro-credentials, in plaats van zich alleen te richten op volledige programma’s voor hoger onderwijs. Andere belangrijke vragen over het initiatief van de Commissie hebben betrekking op het doel van een dergelijke Europese titel (label). Deze vraag werd ook gesteld tijdens de persconferentie van de Commissie: Wat biedt de Europese titel die gevestigde gezamenlijke diploma’s niet bieden?

De commissarissen (Margaritis Schinas, Iliana Ivanova) gaven een kort antwoord: “Het is een gemeenschappelijk Europees diploma”. De nadruk lijkt dus te liggen op het versterken van een Europese identiteit in het onderwijs. Dit antwoord doet echter denken aan een zorg die werd geuit tijdens de openbare raadplegingen: De Europese titel mag niet leiden tot een tweedeling binnen Europa, waarbij andere gezamenlijke diploma’s of nationale diploma’s zonder het onderscheid “Europese titel” worden gezien als diploma’s van mindere waarde of kwaliteit.

De Europese Commissie is van plan het voorstel geleidelijk in te voeren. De weg naar een Europese titel zou beginnen met een voorbereidend Europees label dat zou worden afgegeven voor programma’s voor gezamenlijke diploma’s die voldoen aan de gemeenschappelijke Europese criteria, door middel van een certificaat dat studenten samen met hun gezamenlijke diploma zouden ontvangen. Ten slotte zouden de lidstaten werken aan de integratie van de Europese titel in hun nationale of regionale wetgeving. Om dit uiteindelijke resultaat te bereiken, zijn echter nog aanzienlijke inspanningen nodig. Terwijl de Europese Commissie het vrijwillige karakter van de Europese titel benadrukt, moet in gedachten worden gehouden dat de organisatie van het hoger onderwijs de bevoegdheid van de lidstaten blijft. Zonder het vertrouwen en de steun van de lidstaten dreigt de Europese graad niet meer te zijn dan een label, zonder de inhoudelijke impact die de Europese Commissie voor ogen heeft.

Vervolgens zal de Europese Commissie het hogeronderwijspakket bespreken met de Raad van de EU en belanghebbenden in het hoger onderwijs. In 2025 wil de Commissie een ‘European degree policy lab’ en ‘European degree pathway projects’ starten om richtlijnen en een traject naar een Europese graad te ontwikkelen.