“Internationalisering in balans” – grensoverschrijdende regionale effecten op het beperken van internationale studentenmobiliteit

Grenseffectendossiers

ITEM Grenseffectenanalyse gepubliceerd: Wat zijn de mogelijke grensoverschrijdende effecten van de Nederlandse taalvereisten in het wetsvoorstel ‘Internationalisering in balans’ voor grensregio’s?

Om een balans te vinden tussen de voordelen en uitdagingen van de internationalisering van het hoger onderwijs, heeft de voormalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) Robbert Dijkgraaf ontwikkeld een wetsvoorstel bekend als Wet internationalisering in balans (WIB). De belangrijkste elementen van het wetsvoorstel zijn taalbeleid, voorwaarden voor het aanbieden van vreemdetalenonderwijs, en de invoering van een numerus fixus. De voorgestelde wijzigingen op het gebied van taal hebben voornamelijk betrekking op bachelor- en associate degree programma’s en ook tracks (bijvoorbeeld cursussen of specialisaties) binnen deze programma’s. De WIB bepaalt dat het onderwijsaanbod voor minimaal tweederde van de studielast in het Nederlands moet worden aangeboden. Omgekeerd betekent dit dat een studieprogramma als een “vreemde taal”-diploma wordt beschouwd als meer dan een derde van de studiepunten wordt toegekend voor onderdelen die niet in het Nederlands worden onderwezen. Dit is alleen toegestaan als er een vrijstelling van toepassing is, die voornamelijk wordt bepaald door de zogenaamde Toets Anderstalig Onderwijs; TAO.

Hogere onderwijsinstellingen en andere belanghebbenden vrezen echter dat het unieke karakter van grensregio’s nog onvoldoende wordt erkend in de voorgestelde wetgeving en dat de invoering van het WIB en de TAO nadelige gevolgen kan hebben voor de brede welvaart, de economie, de arbeidsmarkt en de kennisinfrastructuur in grensregio’s.

ITEM in De Limburger: Welke gevolgen heeft het beperken van internationale studenten voor grensregio’s? “Ongeveer 50 procent van de buitenlandse studenten in Maastricht komt uit de omgeving: voornamelijk Duitsland en België. Het zijn letterlijk onze buren, net over de grens. Dat is geen internationalisering, maar Euregionalisering. Haal de Duitse en Belgische buren en de internationale gemeenschap uit de stad weg en kijk wat er overblijft.”

Voor grensregio’s en instellingen voor hoger onderwijs in grensregio’s, zoals de Universiteit Maastricht (UM), rijst dan ook de vraag wat de mogelijke grensoverschrijdende effecten van de taalvereisten van de WIB zijn voor grensregio’s. Deze ITEM Grenseffectenanalyse analyseert het belang van taal met betrekking tot internationalisering en internationale studenten voor grensregio’s en de afstemming van de WIB op ontwikkelingen in de Europese Unie en in aangrenzende regio’s.

Het rapport stelt dat, in het licht van grensoverschrijdende effectbeoordelingen en het perspectief van grensregio’s, het debat en de juridische instrumenten inzake internationalisering genuanceerd moeten worden. Het geval van de Universiteit Maastricht levert een sterk argument voor deze nuance, die vraagt om een differentiatie in de overkoepelende term ‘internationalisering’: euregionalisering, europeanisering en internationalisering. Aan de UM komt een aanzienlijk deel van de “internationale” studenten in feite uit de Euregio Maas-Rijn, en niet uit verder weg gelegen EU- of niet-EU-landen: ongeveer 50 % van de bachelorstudenten komt uit een straal van 100 km, en studenten uit Nederland, Duitsland en België maken ongeveer 70 % van alle bachelorstudenten uit. Nog eens 23% komt uit andere EU-lidstaten en ongeveer 7% uit niet-EU-landen. Dit stelt de definitie en het onderscheid tussen studenten uit de Euregio en de ‘internationale studenten’ waarop het WIB zich richt, ter discussie.

Het is belangrijk om het verschil te benadrukken tussen het euregionale functioneren van een instelling voor hoger onderwijs, zoals de Universiteit Maastricht, in een grensregio en internationaliseringsstrategieën om andere Europese en internationale studenten aan te trekken. We zouden dit kunnen omschrijven als euregionalisering in plaats van internationalisering. .

ITEM-onderzoeker Susanne Sivonen presenteert het dossier tijdens de State of the Art-conferentie, georganiseerd door het Directoraat-generaal Migratie (Ministerie van Justitie en Veiligheid).
ITEM-onderzoekers Martin Unfried en Pim Mertens bij het Sphinxdebat: Internationalisering: ramp of zegen?

Deze lenzen van euregionalisering, europeanisering en internationalisering zijn relevant en belangrijk voor het WIB, zijn argumenten, effectieve implicaties en hoger onderwijs en internationalisering in een bredere context. Hoewel het debat zich voornamelijk concentreert op het niveau van instellingen voor hoger onderwijs, moet er kritisch worden nagedacht over initiatieven die nauw verband houden met onderwijs. Bovendien moet worden opgemerkt dat internationalisering en sommige daarmee samenhangende instrumenten ook de europeanisering en euregionalisering bevorderen. Hieronder vallen bijvoorbeeld het Engels als Europese lingua franca, dat ook in de Europese en euregionale samenwerking wordt gebruikt, en het internationale klaslokaal, dat ook ten goede komt aan multiculturele competenties voor Europese en euregionale samenwerking.

Het ITEM-rapport stelt ook dat de uitzonderingen die het mogelijk maken om een programma in een vreemde taal aan te bieden, zoals “regionale omstandigheden”, waaronder de ligging van de instelling in een grens- of krimpregio, gebaseerd zijn op een willekeurige definitie. Vaak worden de begrippen grensregio’s en krimpregio’s door politici, beleidsmakers en de instellingen voor hoger onderwijs zelf door elkaar gebruikt of in hetzelfde kader geplaatst. Dit rapport benadrukt ook het belang van een adequaat onderscheid tussen krimpregio’s en grensregio’s. Er zijn verschillende territoriale verschillen, waarbij in veel gevallen een combinatie van territoriale kenmerken kan voorkomen. De verschillende territoriale kenmerken vereisen een verschillende beleidsaanpak. Daarom pleit het onderzoek voor een meer passende definitie die beter aansluit bij de realiteit van het hoger onderwijs in grensregio’s en de samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs over de grenzen heen. Het onderzoek benadrukt met name de noodzaak om af te stappen van een uniforme aanpak. Om rekening te houden met de realiteit van de respectieve (grens)regio en instellingen voor hoger onderwijs, moet per geval worden onderzocht wat de situatie ter plaatse is en moeten te algemene maatregelen worden vermeden. Hoewel zowel in een grensregio als met een vergelijkbaar onderwijsaanbod en totaal aantal studenten, zijn de euregionale functies van de Radboud Universiteit en de Universiteit Maastricht bijvoorbeeld zeer verschillend. In dit opzicht zit het venijn in de details en zijn de exacte toepassing van de TAO doorslaggevend. Hoewel er op papier uitzonderingen zijn vastgelegd, zullen er toch gevolgen zijn voor grensregio’s wanneer de criteria en uitzonderingen in de striktste en meest beperkte zin worden toegepast.

Momenteel wordt verwacht dat het gewijzigde wetsvoorstel in het najaar van 2025 zal worden ingediend, waarbij bestaande onderwijsprogramma’s mogelijk worden vrijgesteld van de TAO. Ook zullen de exacte bewoordingen en implicaties van (grens)regio’s worden onderworpen aan de wetswijzigingen. Bovendien is de coalitie gevallen en kan het wetsvoorstel tijdens de verkiezingen (en door de nieuwe regering) op de agenda van politieke partijen komen te staan. Het is daarom belangrijk om de ontwikkelingen in het hogeronderwijsbeleid in Nederland en het lopende onderzoek hiernaar in de gaten te houden. Verschillende instellingen voor hoger onderwijs werken aan aanvullende beoordelingen van de mogelijke gevolgen van deze ontwikkelingen, waarvan er vele nog niet zijn gepubliceerd. Deze kunnen aanvullende inzichten geven in het effect van de WIB en TAO op instellingen voor hoger onderwijs en de verschillen tussen grens- en niet-grensregio’s.

Grenseffectenrapportage