Met het Koninklijk Besluit van 12 december 2018, heeft België het probleem opgelost voor de grensarbeider waarbij de werkloosheidsuitkering niet aansluit bij het Nederlandse pensioen. Het nieuwe besluit stelt dat de Belgische werkloosheidsuitkering voor grensarbeiders niet stopt bij 65 jaar maar doorloopt tot ingang Nederlands (buitenlands) pensioen. Omdat het Koninklijk Besluit in pensioenkringen en onder (bijna-) gepensioneerden tot wat onduidelijkheid heeft gezorgd, hierbij de belangrijkste feiten op een rijtje.
Probleemschets: ontstaan van inkomensgat
Volgens de Europese Verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 over coördinatie van socialezekerheidsstelsels, is ten aanzien van werknemers die in België wonen en werkzaam zijn in een aan België grenzend land, zoals Nederland, het werkland bevoegd m.b.t pensioenen, maar het woonland m.b.t de werkloosheid. Als deze werknemer werkloos wordt, heeft hij recht op een werkloosheidsuitkering in België die eindigt bij 65 jaar.[1] Pas op latere leeftijd komt hij in aanmerking voor AOW volgens de Nederlandse wetgeving. In de tussenliggende periode wordt deze grenswerknemer geconfronteerd met een inkomensgat. Dit wordt veroorzaakt door de uiteenlopende pensioenleeftijden voor wettelijke pensioenen tussen Nederland en België, en het gebrek aan flexibiliseringmogelijkheden.
Voorbeeld
Iemand is geboren in 1955 en werkt al sinds 1974 bij een Nederlandse werkgever, maar woont in België en is grensarbeider. Per 2019 zal hij op 64-jarige leeftijd worden ontslagen. De grensarbeider komt in aanmerking voor de Belgische werkloosheidsuitkering, die wordt stopgezet bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De AOW gaat pas in bij 67 en 3 maanden, waardoor in ieder geval een inkomensgat ontstaat van 2 jaar en 3 maanden.
Oplossing = Koninklijk Besluit d.d. 12 december 2018
Het gepubliceerde Koninklijk Besluit[2] – met terugwerkende kracht op 1 januari 2018 in werking getreden – tracht een oplossing te bieden voor deze groep grenswerknemers. Op grond van dit besluit kan de werknemer na zijn 65 jaar verder in België een werkloosheidsuitkering genieten tot hij aanspraak kan maken op een pensioen toegekend door of krachtens een buitenlandse wet, zoals de Nederlandse AOW.
Het toepassingsgebied van het nieuwe besluit beperkt zich echter niet langer tot werknemers werkzaam in Nederland, maar wordt uitgebreid tot personen die werkzaam zijn in een aan België grenzend land. Verder vallen personen die in België wonen en werken maar in het verleden voor lange tijd hebben gewoond en gewerkt in een ander land, niet onder deze maatregel. Deze beperking van de kring van gerechtigden leidt volgens de Raad van State tot een tweevoudig verschil in behandeling tussen categorieën van personen, en het KB – en de hierop gegeven toelichting – bevat geen elementen die het onderscheid redelijkerwijs kunnen verantwoorden.[3]
Voorwaarden toepassing
Bij de herziene bepaling wordt de leeftijdsvoorwaarde (i.e. 65 jaar) buiten beschouwing gelaten, om gerechtigd te blijven tot een Belgische werkloosheidsuitkering. Afhankelijk van de aard van werkloosheid, gelden verschillende voorwaarden. Voor een tijdelijke werkloze gelden de volgende cumulatieve voorwaarden[4]:
- De werknemer geniet geen pensioen in de zin van artikel 65 van Koninklijk Besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; artikel 65 bepaalt dat de werkloze die aanspraak kan maken op een volledig pensioen geen uitkeringen kan genieten;
- de werknemer vraagt als tijdelijk werkloze uitkeringen aan na de maand waarin zijn 65e verjaardag gelegen is;[5]
- de tijdelijke werkloosheid is niet het gevolg van een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die veroorzaakt wordt door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
Voor de volledige werkloze gelden de volgende cumulatieve voorwaarden[6]:
- Het gaat om een werknemer die aanspraak maakt op uitkeringen als volledig werkloze (als voltijdse of als vrijwillig deeltijdse werknemer)[7];
- de werknemer kan geen aanspraak maken op een pensioen toegekend door of krachtens een buitenlandse wet;[8]
- de werknemer werd gewoonlijk tewerkgesteld in de hoedanigheid van arbeider, bediende of mijnwerker in een aan België grenzend land, en heeft zijn hoofdverblijfplaats in België behouden, en keert er in principe iedere dag terug;
- de werknemer levert het bewijs dat hij gedurende een al dan niet ononderbroken periode van minstens vijftien jaar, en terwijl hij zijn hoofdverblijfplaats had in België, was verbonden met een arbeidsovereenkomst met een werkgever gevestigd in Nederland.
Indien aan deze voorwaarden is voldaan, kan de werkloze werknemer ook nog na de leeftijd van 65 jaar werkloosheidsuitkeringen genieten, terwijl voor alle andere uitkeringsgerechtigden het recht op bedoelde uitkeringen eindigt bij het bereiken van die leeftijd. Op grond van de regeling bestaat echter geen keuzemogelijkheid na het bereiken van de leeftijd van 65, tussen het pensioen of de werkloosheidsuitkering.
Conclusie en resterende concrete problemen
Met de publicatie van het Koninklijk Besluit van 12 december 2018 lijkt de Belgische wetgever gehoor te hebben gegeven aan de Europese rechtspraak. Vanaf 1 januari 2018 is het mogelijk voor gewezen grensarbeiders om verder werkloosheidsvergoedingen te genieten na de Belgische maximumleeftijd van 65 jaar, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Hoewel het KB voorziet in de oplossing van een concreet probleem voor een gerichte kring van personen, blijft een aantal elementen onzeker; de houdbaarheid van de beperking van de kring van gerechtigde personen, de cumulatie van ouderdomspensioen en werkloosheidsuitkeringen ná 65 jaar en de uitleg van het begrip ‘pensioen’ in de zin van cumulatie van Belgische werkloosheidsuitkeringen en buitenlandse pensioenen. Voor deze problemen zijn verdere Belgische richtlijnen nodig die de concrete implementatie van de werkloosheidsvergoedingen na 65 jaar bij voldoen aan hogervermelde voorwaarden verduidelijken.
[1] Op grond van de oude tekst van artikel 64 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de Werkloosheidsreglementering, BS 31 december 2018.
[2] Koninklijk besluit van 12 december 2018, tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de Werkloosheidsreglementering, BS 31 december 2018.
[3] Koninklijk Besluit van 12 december 2018 gepubliceerd op 31 december 2018, Advies Raad van State, par. 4.2.3.
[4] Op grond van het gewijzigde art. 1, onder 1 van Koninklijk Besluit van 12 december 2018 gepubliceerd op 31 december 2018. Zie de voorwaarden zoals bepaald in het KB, te raadplegen via http://www.etaamb.be
[5] Deze voorwaarde is overigens contradictoir met hetgeen in de voorbeschouwing van het KB wordt opgemerkt, waarin wordt vermeld: “De werknemer zal zo ná zijn 65 jaar verder in België een werkloosheidsuitkering kunnen genieten tot hij aanspraak kan maken op zijn buitenlandse pensioenrechten”. De tekst van het KB prevaleert echter boven de tekst van de voorbeschouwing.
[6] Op grond van het gewijzigde art. 1, onder 2 van Koninklijk Besluit van 12 december 2018 gepubliceerd op 31 december 2018.
[7] Meer specifiek: de werknemer maakt aanspraak op uitkeringen als volledig werkloze overeenkomstig de artikelen 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. Art. 100 ziet enerzijds op de voltijdse werknemers in geval van volledige werkloosheid, anderzijds ziet art. 103 op vrijwillige deeltijdse werknemers in geval van volledige werkloosheid.
[8] Meer specifiek: de werknemer kan geen aanspraak maken op een pensioen in de zin van artikel 65, toegekend door of krachtens een buitenlandse wet.