Grenseffectenrapportage 2019

Dossier 1: 90%-regel

Volledig dossier

Het hele dossier is hier beschikbaar in het Nederlands en Engels.

 

De effectanalyse van dit jaar van de Nederlandse kwalificerende buitenlandse belatsingplicht (KBB) met aanvullende gegevens over 2017 bevestigt de conclusie van de effectbeoordeling van 2018 dat er geen aanwijzingen zijn voor een effect op de aantallen en stromen van grensarbeiders naar Nederland. Tegelijkertijd presenteert dit dossier leerzame visualisaties van de kenmerken van de diverse populatie van grensarbeiders in Nederland en de ontwikkeling daarvan in de tijd in relatie tot arbeids- en woonmobiliteit.

Samenvatting

Johan van der Valk

Myrte ter Horst

Prof. dr. Maarten Vink

De kwalificerende buitenlandse belastingplicht (hierna: KBB), die op 1 januari 2015 in werking is getreden, bepaalt dat niet-ingezeten belastingplichtigen in Nederland alleen van dezelfde aftrekposten en heffingskortingen kunnen profiteren als ingezeten belastingplichtigen als zij ten minste 90% van hun wereldwijde inkomen in Nederland verdienen. Ze zijn uitgesloten van deze regel als hun inkomen onder deze drempel ligt. De KBB kan van invloed zijn op de arbeids- en woonmobiliteit van grensarbeiders die minder dan 90% van hun wereldinkomen in Nederland verdienen en onvoldoende belastbaar inkomen hebben in hun woonland.

In de ITEM Grenseffectenrapportage 2018 is een voorlopige ex-post effectbeoordeling uitgevoerd om te analyseren of er significante veranderingen waren in het aantal niet-ingezeten werknemers in Nederland na de invoering van de KBB. Uit deze analyse voor de periode 2013-2016 bleek dat er geen afwijking van de trend zichtbaar was. In de huidige editie van de Grenseffectenrapportage is de analyse uitgebreid met twee nieuwe elementen om een betere ex-post effectbeoordeling uit te voeren. In deze editie hebben we een langere tijdreeks gebruikt, namelijk van 2012 tot 2017, om eventuele vertraagde effecten te identificeren en afwijkingen van de trend nauwkeuriger vast te stellen. Het tweede nieuwe element betreft een longitudinale analyse, waarbij elke werknemer wordt onderzocht om te zien hoe zijn leef- of werksituatie in de loop van de tijd verandert.

De cijfers in het rapport tonen het aantal niet-ingezeten werknemers per land van verblijf in de jaren 2012-2017. Het aantal niet-ingezeten werknemers dat in Polen en in andere landen woont, steeg in de periode 2012-2017. Het aantal niet-ingezeten werknemers dat in de buurlanden België en Duitsland woont, bleef min of meer gelijk in de periode 2012-2017. Uit de cijfers in het rapport blijkt dat dit het geval is voor zowel Nederlanders die in België of Duitsland wonen als Belgen die in België wonen. Het aantal Duitse niet-ingezetenen dat in Duitsland woont, is echter duidelijk gedaald tussen 2012 en 2017. De cijfers laten geen opvallende veranderingen zien in het aantal niet-ingezeten werknemers tussen de periode voor de invoering van de KBB (2012, 2013, 2014) en de periode na de invoering van de KBB (2015, 2016, 2017).

Omdat de focus van dit dossier ligt op het inschatten van de mogelijke effecten van de KBB op de grensregio’s, richten we ons in deze analyse op niet-ingezetenen die in de buurlanden België en Duitsland wonen. Beide cijfers laten zien dat er van 2012 tot 2017 jaar op jaar meer mensen in Nederland zijn gaan werken terwijl ze in het jaar dat ze gingen werken in België of Duitsland woonden. Daarnaast zijn er jaar op jaar minder niet-ingezetenen die in Duitsland wonen gestopt met werken in Nederland. Er zijn geen opvallende veranderingen in het aantal mensen dat in Nederland werkt en van en naar Nederland is verhuisd. De analyse laat dus zien dat de arbeidsmobiliteit groter is dan de woonmobiliteit, en dat er geen opvallende veranderingen hebben plaatsgevonden na de invoering van de KBB.

De analyse geeft dus geen indicatie dat de KBB van invloed is op het aantal niet-ingezeten werknemers in Nederland. Het aantal mensen dat in België of Duitsland woont en als werknemer in Nederland werkt, is sinds 2015 redelijk stabiel. De longitudinale analyse geeft ook niet aan dat er sinds 2015 plotseling meer buitenlandse werknemers terug naar Nederland verhuizen of dat Nederland plotseling minder aantrekkelijk is geworden als werkland voor mensen die in de buurlanden wonen. We zien dus geen merkbare veranderingen in de woon- en arbeidsmobiliteit sinds de invoering van de KBB.

Hoewel we geen bewijs vinden dat de KBB een effect heeft op het aantal niet-ingezeten werknemers en hun gedrag in termen van huisvesting en arbeidsmobiliteit, neemt dit niet weg dat individuen last kunnen ondervinden van de wetgeving. Als gevolg van het KBB kunnen niet-ingezeten werknemers worden geconfronteerd met administratieve lasten waarmee ze zonder deze wet niet zouden zijn geconfronteerd.

We raden aan om de cijfers over grensoverschrijdend woon-werkverkeer over een langere periode te blijven volgen. Het is natuurlijk mogelijk dat effecten niet onmiddellijk optreden, maar meer tijd nodig hebben om zichtbaar te worden. Daarom zou een langere tijdreeks nodig zijn om dit te onderzoeken.