Met ingang van 1 januari 2019 wordt het belastingdeel van de heffingskorting niet meer automatisch aan grensarbeiders, die in Nederland werken maar niet in Nederland wonen, toegekend. Dit vormt een belemmering voor grensarbeiders. ITEM heeft hierbij reeds vraagtekens gezet. Onlangs heeft het Europese Hof van Justitie (HvJ) een interessante uitspraak[1] gedaan ten aanzien van het andere deel van de heffingskorting, het premiedeel: deze mag door Nederland tijdsevenredig verminderd worden. 

Casus

De casus betrof Zyla, een Poolse die van 1 januari tot en met 21 juni 2013 in Nederland werkte en woonde. Na beëindiging van haar baan, is ze weer terug naar Polen verhuisd. Aldaar is ze werkeloos gebleven voor de rest van 2013.

De Europese basisverordening[2] voor sociale zekerheid bepaalt dat Zyla, door haar werkzaamheden in Nederland, sociaal verzekerd is in Nederland in de periode 1 januari – 21 juni 2013. Door haar werkzaamheden is ze ook belastingplichtig in Nederland. Ze heeft recht op de algemene heffingskorting, die bestaat uit een belastingdeel (voor de belastingen) en een premiedeel (voor de premies). Destijds heeft Zyla gekozen om behandeld te worden als binnenlands belastingplichtige voor het hele kalenderjaar, waarmee de volledige heffingskorting kan worden verkregen. De Nederlandse Belastingdienst heeft bij de aanslag inkomstenbelasting en premie heffingskortingen echter het premiedeel van de heffingskorting tijdsevenredig verminderd met de periode dat ze niet in Nederland woonde en werkte.

In Europa geldt het vrij verkeer van werknemers, waardoor buitenlandse werknemers recht hebben op dezelfde sociale en fiscale voordelen als binnenlandse werknemers. Tevens dienen lidstaten volgens Europese jurisprudentie rekening te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van buitenlandse personen, die in de betreffende lidstaat het grootste deel van hun inkomen hebben verdiend en geen gebruik kunnen maken van fiscale of sociale voordelen in de woonstaat. Volgens Zyla is de vermindering die de Belastingdienst doorvoert hiermee in strijd met als gevolg dat ze, op basis van haar verblijfplaats, gediscrimineerd wordt. Omdat Zyla’s hele jaarinkomen in Nederland verdiend is en ze geen inkomen in Polen heeft, kan ze in Polen hier geen gelijksoortig voordeel over krijgen.

Oordeel

Het HvJ gaf Zyla echter ongelijk. Nederland heeft gekozen voor een sociaal zekerheidsstelsel waarin premies afgedragen dienen te worden. Een aantal andere lidstaten financiert sociale zekerheid uit de algemene belastingopbrengsten. Het premiedeel van de heffingskorting is ingericht om mensen te motiveren om te blijven werken. Daarvoor wordt de korting gekoppeld aan de omvang van afgedragen premies. Omdat Zyla geen premies meer afdroeg, oordeelt het HvJ in eerste instantie dat er geen nadeel is. Zelfs in het geval dat er wel een nadeel was, is de situatie van Zyla, waarin ze maar tot en met 21 juni 2013 in Nederland sociaal verzekerd was, niet gelijk aan en vergelijkbaar met de situatie van iemand die het hele jaar in Nederland sociaal verzekerd is. Er is geen sprake van een ongelijke behandeling.

De vermindering van het premiedeel van de heffingskorting is tijdsevenredig toegepast, waardoor de korting in lijn is met de verzekerde periode. Door de verschillende financieringswijzen van socialezekerheidsstelsels binnen de EU, kan het EU-recht niet voorkomen dat verplaatsing tussen lidstaten op sociaal gebied neutraal verloopt en voordelen misgelopen worden, aldus het HvJ. Het EU-recht ziet slechts toe op de gelijke behandeling van buitenlandse werknemers die een activiteit uitoefenen in een andere lidstaat dan hun woonstaat, vergeleken met de inwonende werknemers.

Gevolg

Niet alleen het belastingdeel van de algemene heffingskorting vormt derhalve punt van discussie. In het geval van het premiedeel van de algemene heffingskorting, wijst dit arrest uit dat de Nederlandse Belastingdienst deze tijdsevenredig mag verminderen naar de verzekerde periode. De verschillende nationale stelsels en de nationale bevoegdheden ten aanzien van sociale zekerheid leiden ertoe dat grensoverschrijdende werkzaamheden niet neutraal hoeven te verlopen. Deze vormen geen ongerechtvaardigde grensbelemmeringen.

 

[1]HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-272/17

[2]Verordening (EG) 883/2004