Wetsvoorstel “Internationalisering in balans”:
een grenseffectenrapportage voor het hoger onderwijs
Eind 2022 droeg de Tweede Kamer de Nederlandse regering op om maatregelen te nemen tegen de instroom van internationale studenten in het hoger onderwijs. In reactie hierop heeft het ministerie van Onderwijs het Nederlandse hoger onderwijs verzocht om te stoppen met het actief werven van internationale studenten en deze werving te beperken tot specifieke opleidingen. Naar aanleiding van dit verzoek is het wetsvoorstel “Wet Internationalisering in Balans” gepubliceerd voor open consultatie.[1] Dit voorstel roept op om tweederde van de associate degree- en bacheloropleidingen in het Nederlands te geven; een groot aantal fixussen in te voeren op het totaal aantal internationale studenten van buiten de EU; en een strenge toets uit te voeren op de opleidingen die niet in het Nederlands worden gegeven. Dit wetsvoorstel heeft tot verschillende vragen geleid, zoals de gevolgen voor de universiteiten in de grensregio’s die internationaal aanzien nastreven en afhankelijk zijn van de instroom van internationaal talent om bij te dragen aan het onderwijs en onderzoek in Nederland.
We hebben een Grenseffectenrapportage van het nieuwe beleid uitgevoerd om de effecten van dit voorstel te evalueren op de universiteiten in de grensregio (zoals Universiteit Maastricht), de mobiliteit van grensoverschrijdende internationale en Europese studenten en Europese burgers die over de grens wonen. Bij het evalueren van de verwachte effecten van dit beleid zijn ook andere relevante thema’s geanalyseerd: (1) de mogelijke schending van Europese maatregelen met betrekking tot het bevorderen van mobiliteit van Europese burgers; (2) het effect op duurzame sociaaleconomische ontwikkeling, en (3) de concurrentiepositie van Nederlandse universiteiten in de grensregio.
Uit onze analyse blijkt dat het nieuwe beleid gevolgen zal hebben voor de mobiliteit van studenten in grensregio’s met grote taalverschillen (zoals de Duits-Nederlandse grens of de grens met Wallonië). Verder zou de implementatie van het tweederde Nederlandse taalbeleid kunnen interfereren met de doeltalen van de EU allianties die vooral gericht zijn op de meest gesproken talen in de EU, waaronder het Nederlands nauwelijks een toppositie inneemt. Onze analyse laat zien dat gezien de positie van het Nederlands in de EU, dit nieuwe beleid van invloed zou kunnen zijn op de grensoverschrijdende mobiliteit van studenten, afgestudeerden en werknemers. In de Europese ruimte voor hoger onderwijs kan echter minder effect worden verwacht, aangezien de Europese (gezamenlijke) programma’s zijn vrijgesteld van het nieuwe beleid. Dit gezegd hebbende, kan niet verwacht worden dat deze wet de wettelijke maatregelen van de EU ter bevordering van de samenwerking tussen EU-lidstaten in het onderwijs zal schenden. Er wordt ook verwacht dat universiteiten in de Nederlandse grensregio’s zwaarder getroffen zullen worden dan hun concurrenten in de rest van het land vanwege hun sociale en economische banden met de buurlanden.
We hebben ook geprobeerd om de internationaliseringsstrategieën van andere universiteiten in de grensregio in België, Luxemburg en Duitsland met elkaar te vergelijken. Uit de evaluatie van hun strategieën blijkt dat hoewel deze universiteiten in veel gevallen hoger onderwijs in een andere taal dan het Engels aanboden (België: Frans en/of Nederlands en/of Duits, Duitsland: Duits, Luxemburg: Duits en Frans), toch in staat waren om een goed deel van de grensoverschrijdende studenten te behouden en tegelijkertijd het onderwijsniveau en de ontwikkelingsindex hoog te houden. Deze gegevens zijn interessant voor Nederland om te zien hoe het nieuwe beleid nog steeds zijn positie in de grensregio’s kan waarborgen en de banden met de buurlanden kan handhaven. Verder is het ook interessant om te weten dat Duitsland in de Euregio Maas-Rijn een meer open houding heeft aangenomen ten opzichte van internationalisering in het onderwijs en dat België ook probeert om meer Engelstalige programma’s te introduceren in de bacheloropleidingen. Dit zou kunnen betekenen dat andere universiteiten over de grens meer grensoverschrijdende studenten zouden kunnen aantrekken, gezien de aantrekkelijkheid van de onderwijstaal en hun beleid om meer talenten te verwelkomen en te behouden.
[1] https://www.internetconsultatie.nl/internationaliseringho/b1